Vragen vanuit de kijkers
1. Hoe verhouden de Rendac-/Amer uitspraken zich tot doelsturing. Weer terug bij af?
De uitspraken van de Raad van State (o.a. Amercentrale 18 dec 2023) wijzen op het belang van feitelijke onderbouwing van stikstofeffecten. Ze laten zien dat enkel sturen op doelen (zoals emissiereductie) juridisch niet voldoende is als je de impact op Natura 2000-gebieden niet concreet kunt onderbouwen. In die zin is het geen terugkeer naar "af", maar wel een aanscherping: doelsturing moet worden ondersteund met meetbare, geloofwaardige effecten op gebiedsniveau.
2. Hoe wordt aangekeken tegen het veranderen van de situatie na de Rendac Amercentrale uitspraak van 18 december?
De Amer-uitspraak heeft geleid tot onzekerheid over vergunningverlening op basis van emissiereductie zonder directe natuurwinst (bijv. via saldering of technieken). Veel partijen zien dit als een oproep om sneller te komen tot een robuust systeem van monitoring en validering (zoals met sensoren en stoffenbalansen), en wellicht ook tot tijdelijke wetgeving om pilots juridisch houdbaar te maken.
3. Hoe kun je substantieel deel bewijzen als AERIUS niet voldoet?
Als AERIUS (rekentool) geen afdoende onderbouwing biedt, moet je met alternatieve modelberekeningen, metingen of monitoring komen die wetenschappelijk voldoende hard zijn. Bijvoorbeeld via AERIUS PLUS, meetreeksen, of modellen zoals OPS/WLMM. De bewijslast ligt hoog, dus samenwerking met wetenschappelijke instellingen (bijv. WUR of RIVM) is dan cruciaal.
4. Goedenavond. Ik heb een vraag die ik begin met een inleiding. Na de goede uitleg van Borgers begrijp ik dat voor nieuwe projecten wordt getoetst op N-emissies 'niet verhogen' (verslechteringsverbod) EN 'emissies verminderen' (herstelgebod). Bijgevolg mijn vraag: Als de melkveehouder gaat monomestvergisten & strippen voldoet de boer aan beide opgaves. Als de boer de ontstane N-ruimte terug geeft aan de natuur (en dus niet inzet voor groei van zijn bedrijf) dan is het toch goed en zijn er toch geen problemen met de natuurvergunning?
Ja, in principe wel. Als de ammoniakemissie per saldo daalt en de natuur niet verslechtert én de stikstofruimte niet wordt gebruikt voor extra productie, voldoe je aan beide eisen. De uitdaging zit in de juridische borging van dat gedrag (niet ‘groeien’) en in het meten van de feitelijke afname van emissie op locatie. Dit vereist goede monitoring en juridische vastlegging.
5. Ketenbenadering en/of gebiedsbenadering dus eigenlijk naast elkaar? Wat is daarvoor nodig?
Beide benaderingen vullen elkaar aan. Ketenbenadering richt zich op innovatie en reductie in de productieketen (stal – mest – afzet). Gebiedsbenadering op collectieve doelen en maatwerk per regio. Wat nodig is: data-uitwisseling, gebiedscoördinatie, en juridische ruimte om systeemintegratie toe te passen.
6. Wat verwachten of hopen jullie van het beleid van de ministeriele commissie en de bespreking van hun plan in de kamer aanstaande donderdag? Is hun plan goed genoeg? Kan of moet het nog beter? En wat kan er mis gaan? Of waar zijn de risico’s?
Veel hangt af van de juridische houdbaarheid van hun voorstellen. Als het plan inzet op doelsturing zonder duidelijke juridische borging of realistische uitvoeringstermijnen, is het risico groot dat de uitvoering stokt. Positief is dat het richting geeft en vertrouwen kan herstellen. Maar: zonder spoedwetgeving of overbrugging (bv. voor pilots) blijft onzekerheid bestaan.
7. Hoe reëel is het om met deze beperkte praktijkproeven een doorbraak krijgen in het stikstofslot? Aangezien de NEN stalnormen (dat proces pas net gaat lopen en dat 3 jaar gaat duren). En de valorisatie van de sensoren en de metingen daarin worden meegenomen?
Met de praktijkpilots worden de fundamenten voor nieuw beleid gelegd, ervaringen uit de pilots worden nauwgezet gevolgd door praktijk, onderzoek en beleid en is de basis voor de ontwikkeling van nieuwe protocollen en beleid. NEN-processen zijn traag, maar je kunt via tijdelijke beleidsregels (of experimenteerwetgeving) eerder ruimte creëren. Zonder dat blijft het “leren zonder bewegen”.
8. Hoe kan je de emissiereductie in de gehele keten borgen (en meten dus vanuit stal , verwerking en aanwending vooral ook als dat in verschillende schakels en mogelijk ook sectoren gebeurd
Via stoffenbalansen, gekoppelde meetnetten (sensoren), en certificering per schakel (bijv. mestverwerking, transport, aanwending). Essentieel is integrale data-uitwisseling. Borging kan via keurmerken, prestatiecontracten of gebiedsafspraken.
9. Ik heb pas iets gelezen van een jurist. Die vond doelvoorschriften te riskant. Voorheen had men een middel om een doel te bereiken. Met doelvoorschriften staat er wel een doel maar geen middel om het te halen. In hoeverre zullen de huidige emissiefactoren (RAV) blijven staan?
Doelvoorschriften zijn risicovoller zonder duidelijke borging en monitoring. Echter met de middelvoorschriften komen we niet tot daadwerkelijke emissiereductie. RAV-emissiefactoren blijven voorlopig leidend, maar de roep om actualisering en dynamischere systemen (sensor-data, stal-ID) groeit. Politiek is hier nog geen duidelijke lijn in.
10. Willen we echt afrekenbare doelen voor een bedrijf? (Ik denk nee, maar hoor graag waarom evt. wel) Of kunnen we in een gebied samen doelen halen? En helpt de doelsturen om de beweging in de juiste richting te krijgen? Dat is iets waarvoor we vanuit de Gelderse Vallei pleiten
Gebiedsgerichte doelen met collectieve verantwoordelijkheid zijn effectiever, mits goed gecoördineerd. Doelsturing werkt als er ruimte is voor maatwerk én als gedrag juridisch wordt geborgd (bijv. via gebiedsprogramma’s of milieucertificaten). Individuele afrekenbaarheid levert meer ruimte op voor een bedrijf of ondernemer omdat er nauwkeuriger kan worden bepaald in welke mate de doelen worden gehaald.
11. Zijn er nog meer alternatieven dan vergisten?
Ja: luchtwassers, voermaatregelen, mestverdunning, ammoniakstrippen, veldproeven met alternatieve bemesting, eiwitarm voer, kruidenrijk grasland, technische stalmaatregelen, managementmaatregelen zoals hygiëne. De uitdaging is het aantonen van robuuste impact op natuur.
12. Zijn jullie ook bezig met de stoffenbalans aanpak? aanvulling: het ene bedrijf kan op het ene thema meer doen dan het andere bedrijf, bv intensieven en extensieve bedrijven, bv ammoniak per ha of per kg meetmelk: zo bedoel ik eigenlijk die zoektocht naar maatwerk.
De stoffenbalansaanpak wint aan terrein. Het maakt maatwerk mogelijk, zoals differentiatie tussen intensieve en extensieve bedrijven, en helpt richting gebiedsgerichte maatregelen. Wordt nu o.a. getest binnen pilots in Gelderland, Drenthe en Brabant.
13. Hoe wordt er naar o.a. vergisting strippen de energie voor de bodem gekeken?
Er zijn zorgen dat digestaat minder organische stof bevat dan ruwe mest. Strippen van ammoniak voor kunstmestvervanger is goed voor N-efficiëntie, maar bodemleven en koolstofbalans moeten apart worden bewaakt. Combinatie met compost of andere bodemverrijkers wordt dan aanbevolen.
14. Zelf zit ik met mijn werkgever midden in een proefperiode i.s.m. Wageningen met een nieuwe emissie reducerende technologie. Regionaal/provinciaal is de technologie al getest in pilots. Wat is nu het advies om de juridische borging richting de toekomst het best te onderbouwen? hoe kun je hier tijdens je onderzoek rekening mee houden?
Advies: leg goed vast wat het doel, methode en verwachte effect zijn. Betrek bevoegde gezagen vroegtijdig. Laat resultaten onafhankelijk monitoren. Zoek aansluiting bij experimenteerartikelen of beleidsruimte binnen provincie of ministeries. En neem resultaten op in de voortgangsrapportages voor landelijke erkenning (RAV of NEN-traject).
15. Als de energie uit de mest wordt gehaald wat voegt het dan nog aan voeding toe aan de bodem
Digestaat bevat nog steeds nutriënten (N, P, K), maar minder organische stof. De werkzame organische stof is echter evenveel aanwezig, door het vergisten wordt alleen de snel afbreekbare organische stof omgezet in energie. Bemestingsproeven waarbij digestaat en drijfmest met elkaar werden vergeleken op proefboerderij de Marke laten na 15 jaar aan onderzoek geen verschil zien in organische stof opbouw in de bodem.